GROUNDSMAN – BY SOPHIE

147

✍️ Sophie Asberg

GROUNDSMAN

We vinden het vaak de gewoonste zaak van de wereld dat de tennisbaan waar we op spelen er altijd zo mooi bij ligt. Maar dat is het natuurlijk niet. Want net zoals je een huisdier of plant goed moet verzorgen, moet je een tennisbaan óók heel veel liefde en aandacht geven om er lekker op te kunnen spelen. Beter gezegd, het onderhouden van een tennisbaan, en vooral de graveltennisbaan is een hele kunst! Geert, groundsman bij één van de mooiste en oudste tennisparken in Nederland, gelegen in hartje Amsterdam, weet er alles van. Voor TennisPassie ga ik met hem in gesprek.

Geert, wanneer ligt een gravelbaan er in jouw ogen goed bij? “Tja”, zegt Geert door de telefoon, “Iedere groundsman heeft natuurlijk zijn persoonlijke voorkeuren, zijn eigen handschrift, maar in de basis is een goede gravelbaan niet te hard en niet te zacht (de baan moet voldoende waterdoorlatend zijn), niet te nat en niet te droog en er mogen in het veld geen kuilen zitten op de plekken waar de spelers veel staan. Zo’n plek is bijvoorbeeld een metertje achter de baseline. Verder mogen de lijnen natuurlijk ook niet kronkelen of uit de grond omhoog wippen.”

Nou, dat lijkt me nogal een werk om dat voor elkaar te krijgen…“Ja, zeker! Op een zomerse dag beginnen we al om 6.30 met het schoonmaken van de baan met de borstel, daarna gaan we bijvullen (vers gravel op de banen strooien waar dat nodig is), dan slepen, sproeien, met de hark achterlangs het park om het groen eruit te trekken… En dat niet bij één, maar bij elf banen!”

Dat kost vast heel veel tijd! “Dat kun je wel zeggen! Tijd is sowieso een moeilijke factor in het werk van een groundsman. Zeker ook bij ons op het park, waar veel wordt getennist. Dat maakt het ingewikkeld om goed voor de banen te zorgen. De mensen spelen van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat en vinden het verschrikkelijk als we vijf minuten van hun uurtje afpikken om bijvoorbeeld de banen te sproeien. En nog vroeger beginnen met het prepareren van de banen is ook niet goed mogelijk want dan is het nog donker.”

Maar het lukt jullie toch aardig om de kwaliteit van de banen goed op peil te houden. Hoe word je eigenlijk groundsman, hoe leer je al die vaardigheden? “Ik heb eigenlijk geen idee of er een opleiding voor is. Ik heb het vak in ieder geval geleerd van mijn collega Arno, door met hem mee te lopen en mee te kijken. Maar uiteindelijk door het gewoon te doen, vooral veel te doen! Het handsproeien (de banen sproeien met de waterspuit in de hand) vraagt bijvoorbeeld heel veel vaardigheid. Dat is een heel precies werkje, want op elke plek van de baan gebeurt er iets anders, qua wind, qua zonlicht, qua waterdoorlaatbaarheid. Daar moet je echt gevoel voor ontwikkelen. Ik kan wel zeggen dat het bij mij bijna twee jaar heeft geduurd voordat ik het sproeien een beetje onder de knie kreeg.” Geert lacht nu: “En om eerlijk te zijn, er zijn ook lui die het nooit leren!”

Moet je eigenlijk zelf kunnen tennissen om groundsman te zijn? “Goeie vraag. Geen idee, ik kan zelf wel tennissen. Misschien heb je er wat meer gevoel voor als je zelf speelt. Maar noodzakelijk is het denk ik niet.”   

Waar wordt een graveltennisbaan nu niet blij van? “De baan vindt het niet leuk als je op verkeerde schoenen staat te spelen. Als je met een te grof profiel de baan omploegt. Verder moet je ook met je handen van het net en de netpalen afblijven. Als die kapot gaan is dat ook heel veel werk om te repareren.”

Wat vind je het leukste aan je werk? “De pauze!”, lacht Geert hard. “Nee hoor, ook het rondrijden op de tractor natuurlijk, en het borstelen van de banen.”

En het minst leuke? “Het vroege opstaan. Alhoewel, die vroegte is eigenlijk ook wel weer lekker, want je hoort de vogeltjes fluiten en je voelt de rust van het lege park om je heen.”

Ben je ook trots op je werk, zo aan het einde van de dag? “Ja, zeker wel! Bij ons op het park liggen de mooiste baantjes die je maar kunt hebben.”

Dan krijgen jullie vast ook weleens een compliment? “Absoluut!” Zegt Geert enthousiast. “De mensen zeggen vaak dat de banen er mooi bijliggen. En tijdens het open tournooi in de zomer kregen we ook veel complimenten. Toen was het heel heet en moesten we na iedere wedstrijd de baan sproeien. Dat vinden de mensen dan trouwens wel weer minder leuk. Want over het algemeen zijn mensen ongeduldig, willen ze niet wachten maar spelen. Terwijl even wachten zodat wij kunnen sproeien de banen echt ten goede komt!”